interview

Peter Nicolaï
Fotografie

Op de hoes zien we die oude Fidel Castro, bedrukt met een meisjesnaam ‘Alma’. Wat moeten we daarmee?

 

‘Alma’ is een meisjesnaam. Dat realiseerde ik me later pas. Ik koos de titel omdat ‘alma’ in het Spaans heel veel betekenissen heeft die eigenlijk allemaal uitdrukken wat ik in mijn Cuba-boek heb willen vastleggen. De primaire betekenis van ‘alma’ is ‘ziel’. Ik heb in mijn foto’s de ziel van de Cubanen en vooral ook van wat ik in dat land om me heen zag, willen vastleggen. ‘Karakter’, ‘geaardheid’ , ‘esprit’, ook allemaal betekenissen die het woord ‘el alma’ heeft. Het kan ook staan voor ‘momentum’ … kortom een begrip dat mijn verbinding met wat ik in de foto’s probeerde neer te leggen, helemaal omvat. De ‘soul’ en het ‘momentum’ in de zin van het moment waarop iets ‘zichtbaar’ wordt en waarmee de fotograaf geconfronteerd wordt …. Tja, wie aan de meisjesnaam denkt, die wordt in ieder geval geprikkeld.

 

Er zijn al heel wat reportages gemaakt van dat fotogenieke Cuba. Is jouw boek niet het volgende cliché?

 

Ik zou zeggen, kijk zelf. Inderdaad, er zijn heel wat fotoreportages over Cuba, niet zelden met die geijkte en gelikte foto’s: die kleuren, dat bijzondere licht, die vergane glorie. De betere fotografen (zoals Desiree Dolron en die van Magnum, zoals nog niet zo lang geleden Carl de Keijzer) hebben meer indrukwekkende beelden geleverd, maar in een heel andere stijl dan die ik ambieer. Die foto’s komen als plaatjes op je af, soms betoverend zoals bij Dolron, soms als een klap in je gezicht, zoals bij De Keijzer.

Ik heb getracht om foto’s te maken waarin de kijker kan ‘binnenkomen’. Ik zocht niet naar beelden die als een ‘plaatje’ indruk maken, maar probeerde te vinden hoe ik de ziel kon blootleggen van wat ik daar aantrof, op straat, soms in huis, soms in de ogen of in de houding van de mensen. Dat leverde geen betoverende of verpletterende beelden op, maar meer een ingetogen sfeer, een soort decor waar ruimte is voor een toeschouwer die er zijn eigen verhaal van wil maken. Sebastiaan Hanekroot (van Colour&books), die de nabewerking deed, heeft daar zeer aan bijgedragen. Je kan die foto’s ‘soft’ vinden, maar net zo goed – in tegenstelling tot die voor mijn gevoel soms opgesmukte ‘plaatjes’ van andere fotografen – uitnodigend. Ik houd niet zo van die macho-foto’s, misschien (lachend) ben ik wel een ‘vrouwelijke’ fotograaf.

 

Klopt het dat je duizenden foto’s maakte, er enkele honderden selecteerde en vervolgens de ontwerper (Sybren Kuijper) de selectie en de volgorde liet bepalen?

 

In grote lijnen klopt dat. Zeker meer dan vijf foto’s die ik zelf bovenaan mijn lijstje had, zitten niet in het boek. Die komen dan wel ergens aan de wand, in de galerie of in een huis van een koper. Een fotoboek maken is een vak apart. Ik vind dat je de vakman daarbij zoveel mogelijk de vrije hand moet laten. Het was ook voor mij een spannend proces: wat zou Sybren met zijn keuze en rangschikking gaan blootleggen? Hij volgde daarin zijn eigen weg. Een enkele foto is in overleg met mij nog verwisseld met een andere, maar dat waren kleine verbeteringen die de diepere laag die hij in het boek aanbracht in stand lieten en ondersteunden. Het was bijzonder om te ervaren dat hij precies in beeld bracht, met zijn keuzes, wat mijn artistieke boodschap was.

Ik was soms verrast over de beelden die hij tegenover elkaar plaatste. Bij sommige had ik dat al verwacht, maar er waren ook combinaties waaraan ik zelf nooit zou hebben gedacht en die op een verbluffende manier samen – nog méér dan elk voor zich – die mix van ‘soul’ en ‘momentum’ tot uitdrukking brachten; foto’s waarvan de combinatie tot een extra verdieping zorgde.

 

Kan je daar een voorbeeld van geven?

 

Dat interieur met twee oude mannen die TV kijken tegenover die lege snelweg met een agent die op een merkwaardige manier zijn hoofd vasthoudt. Dat is een goed voorbeeld. Het leven in Cuba is teruggebracht tot heel weinig: in de deurpost hangen of een beetje TV kijken (want werk is er nauwelijks), zeker als je oud bent, in een lege kamer met alleen een koelkast (die twee/drie jaarlonen kost – echt – ze verdienen daar 12 dollar per maand!). Die met ‘leegte’ bezielde kamer plaatste Sybren tegenover die lege weg met die agent wiens houding vragen en onrust oproept, al was het maar omdat je je afvraagt wat een agent doet op een snelweg waar slechts om het kwartier een auto passeert. Want auto’s zijn er in Cuba nauwelijks en soms staan mensen twee dagen te liften voordat ze door iemand worden meegenomen.

Twee foto’s die naar mijn mening heel sterk de ziel van de omgeving die ik daar aantrof in zich dragen en die op een bepaalde manier – juist ook door die combinatie – de kijker vasthouden en vervolgens – als het goed is – met veel vragen achterlaten.

Overigens, die agent, dat is een apart verhaal. Ik werd ergens aangehouden door een andere politieagent, zogenaamd om te controleren of ik mijn gordel wel omhad. Na een korte conversatie, waarin ik moest aftasten of hij misschien geld wilde hebben – dat kende ik uit Rusland, waar ik ook heel wat kilometers per auto had afgelegd – vroeg hij of ik niet een collega van hem mee kon nemen. En die kwam toen uit de struiken tevoorschijn. Hij reed 250 kilometer met me mee, we aten op mijn kosten onderweg nog rijst met bonen, en vlak voordat hij eruit moest, vroeg ik hem of ik van hem een foto mocht maken. Dat mocht niet, omdat mensen in uniform zich van het regiem niet mochten laten fotograferen. Uiteindelijk liet hij zich door mij overhalen, maar ik moest wel beloven dat ik zijn foto niet in het boek zou afdrukken. De foto die Sybren koos, is geen portretfoto, eigenlijk een foto die ik ook heimelijk, zonder zijn toestemming, had kunnen maken. Tja, (met glimlach) ik wil natuurlijk niet op mijn geweten hebben dat hij ontslagen wordt als de Cubaanse geheime dienst mijn fotoboek een keer in handen krijgt ….

 

Heel wat straatbeelden geven mij een gevoel van leegte en vertwijfeling. Wie kan in zo’n omgeving nu gelukkig worden?

 

Je wordt in sommige beelden geconfronteerd met een leegte en een schijnbare lamlendigheid, die je aan het denken zet. Er zitten ook foto’s tussen die laten zien dat die Cubanen soms in gedachten verzonken zijn en de kijker mag invullen of ze aan de noden van de dag zitten te denken of dat ze dromen over een betere toekomst. Wat mij opviel was dat er echt GELEEFD wordt, met hoofdletters dan. Misschien wel veel meer dan wij in ons goed verzorgde landje voor elkaar krijgen, en met meer liefde voor het leven dan wat wij kunnen opbrengen. Daarom wordt in het boek de keerzijde van die verloren straatbeelden gevormd door de trots, hoop en levensliefde die de mensen in de portretten uitstralen. En ach, of het nu kleine kinderen, adolescenten of oudjes waren, ze kijken je aan met een blik waarin aanvaarding van de schoonheid van het leven, inclusief de dromen en hoop over de toekomst, je tegemoet stralen. Het zijn nog geen dertig portretten in het boek, maar ik zweer je, ik heb tegen de tachtig portretten gemaakt en welke je er ook uithaalt, het intieme vertrouwen en een levenslust die je in de – naar onze maatstaven – treurige omgeving niet zou verwachten, overvallen je. Bij jongeren en kleine kinderen misschien nog het meeste.

 

De portretten zijn kleiner afgedrukt, waarom?

 

Dat vond Sybren beter. Anders vliegen die ogen op je af, en nu moet je geconcentreerd het boek IN, wat veel meer verbinding geeft.

Die portretten zeggen ons dat we ons niet in de war moeten laten schoppen door die – soms ontluisterende – straatbeelden: flatgebouwen die me aan communistisch Albanië van de vorige eeuw deden denken, straten zonder straatbedekking in het centrum van Havana, vergane glorie-huizen, zwembaden zonder water, lege wegen of vervoermiddelen die zich van niets naar niets lijken de verplaatsen, of straatvegers die – net zoals in de communistische regiems van voor de val van de muur – de ene dag het vuil naar rechts veegden en de andere dag weer naar links, maar “werkeloosheid bestond niet”. Met die portretten gooi je die ontluistering weer van je af. Wat een trots en levenskracht stralen die ogen uit! En ook een soort intieme verbinding, zozeer kennelijk dat mijn dochter zei: pappa, het lijkt wel een familiealbum!

 

Mag ik constateren dat je weinig kritisch bent tegenover het nog altijd socialistische systeem daar?

 

Ik denk niet dat wie alle foto’s bekeken heeft, het idee heeft dat er een heilsboodschap wordt uitgedragen. Ik heb vastgelegd wat ik aantrof, ik heb niks geromantiseerd, en ik denk dat er heel wat binnenkomt als je de foto’s op je laat inwerken, waarbij het contrast van de straatbeelden met de portretten je aan het denken zal zetten. Hoe treurig is het bestaan daar eigenlijk? Hoezo gaan die mensen met die trotse en levenslustige uitstraling ‘gebukt onder een communistische dictatuur’ (om maar eens een cliché te gebruiken)? Neem nou die foto waar duizenden mensen langs de weg staan waarover de as van de net overleden Fidel Castro werd vervoerd vanaf Havana naar Santiago de Cuba. In de jeep voor het aanhangwagentje met de as van Fidel, zit zijn broer, Raoul Castro …. op armlengte afstand van de toeschouwers langs de weg. Tienduizenden die uit zichzelf zijn gekomen, mensen die staan te salueren – links boven op de foto kan je dat zien! – en jongeren die niet ‘je suis Charlie’ maar ‘Yo soy Fidel’ op hun gezicht hebben getekend. Geen agenten, geen militairen, je kon zo met een keukenmes op de jeep aflopen om die ‘dictator’ Raoul neer te steken. Hoe apart is dat niet! Moet je zien als een Europese politicus zich tussen de mensen begeeft, dan stikt het van de beveiligers! Dat meemaken, daar tussen die duizenden Cubanen, dat bracht mij wel behoorlijk in verwarring!

Natuurlijk zitten in het boek kritische noten; de glorieuze Cubaanse vlag in het prachtige gebouw van het Museum van de Revolutie tegenover de onttakelde omgeving even verderop in Havana, of de foto van de in stilte schakende mannen tegenover de mensenmassa’s die Fidel de laatste eer bewijzen, en aan het slot die vrouw met het hemdje van de Amerikaanse vlag voortbenend langs bouwvallen die je doen denken aan de bombardementen die steden hebben verwoest. Laat de kijker vooral zelf zijn conclusies trekken. De ‘soul’ van de Cubanen en van hun samenleving … als je ervan proeft, voel je ook warmte en levensvreugde en wie is er beter af: die mensen in Cuba of die whats-appende en zich in zielloos genot wentelende Westerse bevolking?

 

Ik zag toch foto’s waaruit blijkt dat de smartphone ook Cuba aan het veroveren is!

 

Ja, dat was een onthutsende ervaring. Mijn eerste foto’s maakte ik in 2015 en een jaar later kwam ik terug naar Cuba om nog een hele serie te maken. Op pleinen waar in 2015 de mensen aan het einde van de dag met elkaar zaten te kletsen, en waar in de avond gitaarmuziek werd gespeeld, gelachen en gezongen en rum uit kartonnen melkpakjes werd genuttigd, daar zaten nu tientallen mensen zwijgend naast elkaar of door elkaar heen op hun smartphone te turen of te tikken. De Cubaanse regering heeft ervoor gezorgd dat alleen op zulke centrale plekken bereik is, en omdat veel Cubanen familie in het buitenland hebben, wordt er druk gepraat via internet met hun familieleden. Wat de jeugd doet met die smartphones, dat zal wel hetzelfde zijn als hier. In een jaar tijd was het samen zijn op pleinen en in straten omgeslagen naar een ‘ieder voor zich’ achter de eigen smartphone, die overigens alleen voor een kleine groep betaalbaar is. Een prachtig onderwerp voor een sociologisch onderzoek, zo’n zichtbare verandering in de publieke ruimte! Tja, wat moet je van die verandering vinden? Ik weet het niet. Het is kennelijk onontkoombaar. Maar het doet zich gelukkig nu nog uitsluitend voor in de grotere steden.

 

Hoe zie jij de toekomst van Cuba?

 

Ik voel me verbonden met Cuba en met die socialistische revolutie, maar ook bij mij spelen kritische vragen en vooral de vraag: hoe gaat het nu verder. Ik heb even geaarzeld of de ’statements’ in mijn boek die ook als kritiek op het systeem kunnen worden gezien, niet wat te zwaar zijn geworden. Ik denk het uiteindelijk niet en dat ik ze aandurf, komt vooral omdat ik met die portretten laat zien: vertrouw op die mensen, zij dromen niet maar staan met beide benen op de grond, houden van hun land en hun medeburgers, zijn trots op hoe ze leven! En laten wij Westerlingen afstand houden en hen niks opdringen, integendeel, misschien is er nog wel wat van ze te leren. Toen ik daar tussen die duizenden Cubanen stond die de as van Fidel uitzwaaiden en daarna in alle rust die plek weer verlieten, moest ik denken aan wat ik de manager van – ik dacht – de Roling Stones een paar jaar geleden op de TV had horen vertellen. Zij waren in Havana opgetreden op het Plein van de Revolutie, met honderdduizenden aanwezigen, en hij vertelde met nog steeds ongeloof in zijn ogen: “er waren geen toiletten, je kon nergens iets te drinken kopen, ze stonden daar uren, er was geen politie, geen crowd control, en toen ze weg waren was het plein even schoon als daarvoor”. Hoeveel respect voor elkaar, en ook voor de publieke ruimte, hebben die Cubanen op zulke momenten! Een mooi voorbeeld voor ons normen en waarden-verhaal voor de ego-trippende Westerse jeugd toch?

Omdat ik van relativeren houd en vind dat er genoeg te vragen is, kan ik er ook mee leven, hoe Sybren de portretserie heeft afgesloten: dat meisje met haar relativerende uitdrukking – wat ze niet eens weet, want haar gezicht staat nu eenmaal zo – die slotfoto relativeert de diepe indrukken van de andere portretten, die eigenlijk best intiem en zwaar binnenkomen, en die – hoop ik – degene die ze bekijkt tot onderdeel van die Cubaanse familie maken.